Op korte termijn investeren in het brede zorgbeleid, de arbeidsmarkt in de zorg, preventie, mantelzorg, geneesmiddelenbeleid, de GGZ en de Jeugd GGZ werpt op de lange termijn vruchten af, betoogde Liane den Haan bij de begrotingsbehandeling van VWS. “Als we nu niet ingrijpen zijn we straks echt te laat”, aldus Liane.
“Overall bekeken zijn we trots op de Nederlandse gezondheidszorg”, begon Liane den Haan haar inbreng bij het debat over de begroting van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Ze stelde er wel kanttekeningen bij: “Hoe houden we de gezondheidszorg betaalbaar? Hoe zorgen we ervoor dat die toegankelijk blijft voor iedereen? Dat is één van de grote uitdagingen waar we de komende jaren enorme stappen in moeten gaan maken. En dat zal niet altijd even gemakkelijk zijn. Er zullen moeilijke keuzes gemaakt moeten worden. En die keuzes zullen we met elkaar, in een brede maatschappelijke dialoog, moeten gaan maken. We kunnen niet eindeloos geld blijven vragen voor zaken en niet kijken naar waar we het beter, efficiënter en goedkoper kunnen doen.”
Overheid grijpt te laat in
Liane lichtte er in haar betoog enkele punten uit die zij belangrijk vindt: het brede zorgbeleid, de arbeidsmarkt in de zorg, preventie, mantelzorg, geneesmiddelenbeleid, de GGZ en de Jeugd GGZ. “Dat zijn onderwerpen waar ik, en met mij vele adviesraden, van overtuigd ben dat investeren op de korte termijn, op de lange termijn zijn vruchten zal afwerpen. De overheid grijpt vaak pas in als het te laat is. We hebben het gezien met de woningcrisis. Die konden we ook al jaren geleden zien aankomen.”
Zichtbare problemen
Liane zei wel te begrijpen dat van onderwerpen pas een punt wordt gemaakt als het zichtbare problemen geeft. “Pas dan wordt het interessant, want dan pakken de media het op en daarmee leeft het pas echt in de samenleving en dan wordt het veel meer gewaardeerd door kiezers. Dat is niet mijn manier van politiek bedrijven, maar helaas werkt het wel zo. Maar als we nu, op veel terreinen, niet ingrijpen zijn we straks echt te laat.” Liane vroeg minister Hugo de Jonge en staatssecretaris Paul Blokhuis, die nu iets meer dan vier jaar achter de rug hebben, hoe zij op die periode terugkijken. Welke doelstellingen uit het regeerakkoord zijn nog niet gehaald en waar ligt dat aan? En waar zijn ze het meest trots op?
Lees hieronder de inbreng van Liane op de gebieden van breed zorgbeleid, arbeidsmarkt in de zorg, preventie, Mantelzorg, GGZ en Jeugd GGZ.
ZORGBELEID BREED
“Het ministerie van VWS heeft de komende jaren een aantal grote uitdagingen in het verschiet. Het is daarom belangrijk dat het ministerie zijn eigen zaakjes op orde heeft. Want hoe anders kan het ministerie de grote uitdagingen die ons te wachten staan op het gebied van zorg het hoofd bieden? Helaas concludeerde de Algemene Rekenkamer onlangs dat de cultuur en het financieel beheer op het ministerie niet in orde zijn. De coronacrisis heeft pijnlijk duidelijk gemaakt dat het ministerie niet opgewassen was tegen een acute crisis. Dit probleem speelt al jaren en er is nooit iets aan gedaan. Cultuurverandering heeft tijd nodig, daarom is het zaak dat het ministerie zo snel mogelijk van start gaat. De Kamer zou in het najaar geïnformeerd worden over de laatste stand van zaken.
Daarover heb ik een motie ingediend bij het Verantwoordingsdebat. Vandaag kregen we een brief waarin staat dat KPMG aan de slag gaat met de veranderopgave waarvan cultuur een belangrijk onderdeel zal zijn. Ik heb de analyse van KPMG gelezen. Het lijkt mij belangrijk dat de Kamer regelmatig op de hoogte wordt gehouden. In de brief staat dat de minister ons informeert in de volgende voortgangsrapportage maar die is pas voorjaar 2022. In de analyse van KPMG staat wel een aanpak maar geen tijdspad. En ik kan mij zo voorstellen dat de start van de veranderopgave al is geweest. Kan de minister ons informeren over de laatste stand van zaken rondom dit verbeterproces en ook hoe de cultuurverandering wordt vormgegeven op het ministerie?
Betaalbaarheid van de zorg
Niet alleen het ministerie moet goed voorbereid zijn op alle uitdagingen, ook de samenleving moet worden voorbereid. De Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid heeft onlangs een rapport gepubliceerd over de houdbaarheid van de zorg. Eén van de aanbevelingen is om een maatschappelijke dialoog aan te gaan over de betaalbaarheid van de zorg. Een enorm belangrijk punt en mij uit het hart gegrepen, het stond zelfs in mijn verkiezingsprogramma. Ik weet dat dit aan een volgend kabinet is, maar ik zou de minister willen vragen om alvast uit te werken wat er nodig is om zo’n maatschappelijk dialoog op gang te brengen. Het begint breder in de samenleving te leven en daarom wil ik aandringen om in ieder geval alvast uit te werken wat daarvoor nodig is, zodat het volgend kabinet er snel mee aan de slag kan.
Dat brengt mij bij mijn volgende punt: alle plannen die vervolgens worden bedacht om alle uitdagingen het hoofd te bieden, moeten goed uitgevoerd worden. Daarom is het belangrijk dat we leren van eerdere actieprogramma’s. Wat ging er goed en wat ging er mis?
Actieprogramma ‘Langer Thuis’
Onlangs is de evaluatie van het actieprogramma ‘Langer Thuis’ naar de Kamer gestuurd. Daaruit blijkt dat veel van de ambities uit het programma niet gehaald zijn. Partijen geven aan dat er geen echte doorbraken zijn gerealiseerd. En dat echte knelpunten met dit programma niet zijn opgelost. En het programma was te complex en er was een gebrek aan coördinatie.
De Rotterdamse Rekenkamer was eerder al vernietigend over het lokale ouderenbeleid in Rotterdam dat is gebaseerd op het ‘Langer Thuis’-programma. Heeft de minister zicht op andere steden waar het niet goed gaat? En hoe ziet hij de rol van het ministerie om hierin bij te sturen? En hoe kan het dat we hier nu pas achter komen? Kan de minister aangeven wat er met de aanbevelingen uit de analyse gebeurt? In de brief hierover lees ik dat er een brede wens is van partijen uit het veld om met de aanbevelingen aan de slag te gaan. Hoe ziet de minister zijn rol hierin? En wat gebeurt er al concreet naast het voorbeeld dat hij noemde in de brief?
Ik zou willen pleiten dat er bij het ministerie belegd wordt dat alle lessons learned en best practices uit eerdere evaluaties verzameld worden en of gecontroleerd worden of nieuwe actieprogramma’s of -plannen niet weer dezelfde fouten maken. En dat het ministerie toeziet op de implementatie van de programma’s in de praktijk en tijdig bijstuurt als dat nodig is. Ik hoor graag wat de minister hiervan vindt.
Toenemende vergrijzing
Een grote uitdaging in de zorg, maar ook op andere terreinen, is de toenemende vergrijzing. Ik heb al meerdere keren gehamerd op integraal generatiebeleid. Ik breng hier nog een keer het rapport van de Themacommissie Ouderenbeleid in 2005 in herinnering. De zorg is een groot onderdeel van dat integrale generatiebeleid. We hebben nu rond de 1,3 miljoen inwoners die ouder zijn dan 75 jaar en in 2030 is dat aantal bijna verdubbeld tot 2,1 miljoen 75-plussers. Dat is al over acht jaar!
Het ministerie van VWS subsidieert het initiatief Ouder Worden 2040. Dit landelijke programma moet gaan zorgen voor een maatschappelijk gedragen visie en transformatieagenda te maken voor de toekomst van het ouder worden in Nederland. Dit juich ik natuurlijk enorm toe, ik heb voor het reces nog met initiatiefnemers gesproken, maar de vraag is wat er uiteindelijk gebeurt met de uitkomst van dat programma.
Want het rapport van de themacommissie Ouderenbeleid uit 2005 is in een la verdwenen en je ziet dat dat met meerdere onderzoeken en rapporten gebeurt. Ik hoor graag van de minister wat er voor nodig is om het initiatief Ouder worden in 2040 wel te laten slagen?”
ARBEIDSMARKT IN DE ZORG
“Eén van de grootste uitdagingen binnen de zorg is het personeel. Of het tekort aan zorgmedewerkers. Hoe behouden we genoeg professionals voor de zorg en hoe zorgen we voor voldoende instroom?
Recentelijk hebben we een commissiedebat hierover gehad. Daarin pleitte ik voor een delta-/masterplan voor het arbeidsmarktbeleid in de zorg waarin ook duidelijk wordt gekeken naar de implementatie van alle adviezen en waar alle relevantie ministeries bij betrokken worden, zoals ook Sociale Zaken en OCW.
Eén van de conclusies uit een dynamische evaluatie van het actieprogramma ‘Werken in de Zorg’ is dat landelijk meer gestuurd wordt op de uitvoering en niet meer op het ontwikkelen van ideeën en adviezen. We kennen de knelpunten. De grootste uitdaging is nu om die in de praktijk te implementeren en tot uitvoering te brengen. De commissie concludeert ook dat er meer landelijke regie nodig is op landelijke knelpunten. Nogmaals, ik hoop dat de huidige minister deze conclusies warm overdraagt aan het volgende kabinet.
In het commissiedebat heb ik gepleit om op een andere manier te kijken naar arbeidscontracten. Ik weet dat er gesprekken zijn geweest bij het ministerie van Sociale Zaken om te kijken naar mogelijkheden om een arbeidscontract anders in te richten, bijvoorbeeld als een soort flex-overeenkomst in loondienstverband met bijbehorende rechtszekerheden, maar met flexibiliteit zodat de zorgprofessional zelf de regie behoudt. Zo houd je mensen makkelijker binnen. De minister had in het commissiedebat toegezegd om hier schriftelijk op terug te komen, maar in de brief kan ik hierover niets vinden. Graag hoor ik alsnog wat de minister van dit idee vindt. Is hij bereid hierover mee te denken?
Opleidingen en stages
Ik had ook gevraagd naar de mismatch tussen de eerste stages en het curriculum dat leerlingen in het eerste halfjaar krijgen aangeboden. Met name in het mbo heb ik gezien dat zodra jonge studenten hun stage gaan doen – veelal als eerste in de verpleeghuiszorg, de ouderenzorg – zij slecht voorbereid zijn omdat de opleiding niet goed aansluit. In de brief over de toezeggingen komt de minister terug op het verbeteren van de kwaliteit van de opleidingen, maar ik wil de minister ook vragen om, samen met de collega op OCW, goed te kijken naar dat het curriculum goed aansluit op de stages zodat we ook daarmee uitstroom kunnen voorkomen.”
PREVENTIE
“Een ander middel waarmee we de zorgkosten kunnen besparen is de brede inzet van preventie. Dat is ook één van de aanbevelingen in het rapport van de WRR ‘Houdbare zorg’. De SER en de Raad voor de Volksgezondheid gingen de WRR al voor.
En in 2005 riep de themacommissie Ouderenbeleid ook al op tot het meer investeren in preventie. In de tussentijd is er weinig gebeurd. Een ongezonde leefstijl kostte in 2015 negen miljard euro aan zorguitgaven en zorgde voor 35.000 doden. Een slechte leefstijl komt simpelweg niet alleen maar voort uit het maken van slechte keuzes. Het heeft ook te maken met de omstandigheden waarin iemand leeft. Ook bij dit onderwerp moeten meerdere ministeries betrokken worden en is een integrale visie en aanpak nodig over verschillende domeinen heen. Het preventieakkoord schiet daarin te kort. Het heeft een veel te verkokerde visie op preventie. Ik hoop dan ook dat het volgende kabinet dit als één van de prioriteiten stelt. Ik hoor graag wat de staatssecretaris van de aanbeveling van de WRR vindt.
Lef en omdenken
Er is lef nodig om meer in te zetten op preventie. En het vergt omdenken. Toen ik de premier tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen vroeg hoe het kan dat er maar 13 van de 39 doelen uit het preventieakkoord die eind 2020 gehaald hadden moeten worden, gaf hij aan dat we in een vrij land leven, dat mensen als ze dat willen gewoon doorgaan met roken.
Daarmee impliceert hij dat verslaving een keuze is. Dat kinderen die beginnen dat bewust doen en ervoor kiezen om 20 of 30 jaar later nog steeds te roken. En als de overheid mensen probeert te verleiden om andere en gezondere keuzes te maken, of maatregelen neemt, dan ervaren mensen dat al snel als betuttelend. Maar eigenlijk doet de voedselindustrie en de tabaksindustrie hetzelfde. Die verleiden mensen om ongezonde keuzes te maken.
Dat is eigenlijk ook een vorm van betutteling. Die industrieën geven niet voor niets miljarden uit aan marketing. Maar als de voedsel- en de tabaksindustrie kan, dat kan de overheid toch ook?
Natuurlijk heeft de industrie veel meer budget voor dit soort marketing, maar ik denk dat wij absoluut meer kunnen en moeten investeren in preventie en ook marketingmethodes daartoe moeten inzetten.”
MANTELZORG
“4,4 miljoen Nederlanders zijn mantelzorger. Zij nemen 70 procent van de zorg op zich die thuis wordt gegeven. En het Sociaal Cultureel Planbureau berekende een paar jaar geleden dat de economische waarde van mantelzorg meer dan 6 miljard euro bedraagt. Mantelzorgers zijn van enorme waarde, maar de druk op mantelzorgers is groot. Door het oplopende tekort aan zorgpersoneel en de toenemende vergrijzing zal die druk op mantelzorgers alleen maar toenemen. Goede ondersteuning van mantelzorgers is dan ook noodzakelijk en lonend.
Ook hierover heeft de themacommissie Ouderenbeleid in 2005 al aanbevelingen gedaan: maak mantelzorgen aantrekkelijk, zowel financieel als organisatorisch door onder andere goede respijtzorg. In de tussentijd is ook hier weinig gebeurd.
In de Wmo staat dat de gemeente jaarlijks met een plan komt om mantelzorgers zoveel mogelijk in staat te stellen hun taken uit te voeren. Maar wat betekent nou eigenlijk? Kaders waaraan de gemeentes moeten voldoen ontbreken. Terwijl er vanuit die Wet een enorm beroep wordt gedaan op mantelzorgers. Er wordt altijd eerst gekeken of een mantelzorger taken kan oppakken voordat reguliere zorg wordt ingezet. Het lijkt mij daarom niet meer dan logisch dat mantelzorgers goed worden ondersteund.
Helaas blijkt in de praktijk dat geld dat eigenlijk bedoeld is voor mantelzorgondersteuning soms ingezet wordt door gemeenten om andere gaten in de begroting op te vullen. Hier zal ik in de begroting van Binnenlandse Zaken verder op ingaan.
Veel te vrijblijvend
Het akkoord ‘Samen Sterk voor Mantelzorg’ geeft handvatten, maar is nog steeds veel te vrijblijvend en wordt in de praktijk onvoldoende opgepakt. Ik vind met de VNG dat de gemeenten voldoende budget moeten hebben voor al die taken waar ze voor staan. Maar het is toch best gek dat de Rijksoverheid jaarlijks geld geeft voor dit soort zaken en daar nul verantwoording voor terug hoeft en geen eisen stelt aan hoe dat geld wordt uitgegeven. Graag een reactie van de minister.
Begin 2020 heeft de aanjager respijtzorg Clemence Ross haar rapport aangeboden aan de minister met aanbevelingen om respijtzorg lokaal beter beschikbaar te maken en beter aan te laten sluiten aan de behoeftes van mantelzorgers. Bijna twee jaar later is nog onvoldoende gekeken hoe haar aanbevelingen structureel geïmplementeerd kunnen worden. Ook hier zou ik willen pleiten voor meer landelijke regie op de implementatie, want we zien bij andere programma’s en akkoorden dat het daar vaak misgaat.
Zijn er lessen te trekken uit de evaluaties van actieprogramma’s ‘Werken in de zorg’ en ‘Langer thuis’ die de kans van slagen van dit akkoord zou kunnen vergroten? Het lijkt mij goed om daar naar te kijken. Laten we er alles aan doen om dit akkoord tot een succes te maken.
Om ervoor te zorgen dat alle betrokken partijen in de regio’s aan tafel komen, en om de inzichten en de beweging die de landelijke respijtaanjager Clemence Ross in gang heeft gezet op te volgen, zou ik willen pleiten voor regionale respijtaanjagers of respijtcoördinatoren. Financiering hiervan zou kunnen voortkomen uit de centrumgemeenten en de aanjagers zouden gekoppeld kunnen worden aan de coördinatiefuncties. Ik hoor graag wat de minister hiervan vindt. Hierover ga ik een amendement indienen om hier geld voor vrij te maken.”
GGZ
“Al heel lang weten we dat het helemaal niet goed gaat in de GGZ, er is enorm bezuinigd, er zijn enorme wachtlijsten en met name de groep jongeren tussen de 16 en 23 jaar vallen vaak tussen het wal en schip. Steeds vaker komen er jongeren met complexe hulpvragen vast te zitten in ons zorgsysteem. Jongeren die overgaan van de Jeugd GGZ naar de volwassen GGZ krijgen te maken met lange wachtlijsten, gedoe met financiering en er is moeite met de complexiteit van zorg om bijvoorbeeld een goed verblijf voor deze jongeren te zoeken en te realiseren. Daardoor voelen jongeren zich niet gehoord en maken soms een einde aan hun leven. Zelfs in een gesloten instelling. Voor het herfstreces hebben we een rondetafelbijeenkomst gehad met ouders, jongeren en deskundigen. Er zit geen licht tussen hun verhalen.
Als ouder van een kind met PTSS herken ik deze verhalen allemaal en deze verhalen hebben mij dan ook diep geraakt.
De roep om meer geld is niet het antwoord. Het antwoord is dat hier een grote cultuuromslag moet plaatsvinden. Het antwoord is dat er constructieve samenwerkingsrelaties moeten komen tussen gemeentes, expertisecentra en expertteams waardoor het vinden van de weg in het zorgsysteem makkelijker wordt.
Het antwoord zit in het wegnemen van de kloof tussen de verschillende zorgwetten om levensloopbegeleiding te kunnen geven. Het antwoord zit in het feit dat er meer invloed van ouders en kinderen moet komen op het besluitvormingsproces van hun eigen casus. Dit laat nu zeer te wensen over. Het antwoord zit in meer kennisdeling dat nu nog veel te weinig gebeurt.
Er moet op dit gebied een heldere visie komen op de totale zorg aan deze jongeren en hun gezinnen. De problemen in de GGZ zijn immens. Zijn de bewindspersonen het met mij eens dat dit eigenlijk in het komende kabinet een aparte portefeuille zou moeten zijn?”
MEDICIJNEN
“Begin juli is een motie van mij aangenomen waarin ik vraag om in gesprek te gaan met farmaceuten en patiëntenorganisaties om knelpunten rond de toegang van medicijnen in kaart te brengen en de Kamer hierover voor de begrotingsbehandeling te informeren.
In ons land duurt het gemiddeld 500 dagen voor een nieuw geneesmiddel op de markt is, terwijl dit in Duitsland in 30 dagen kan. De Vereniging Innovatieve Geneesmiddelen is inmiddels een campagne begonnen die ‘Terug naar 100 dagen’ heet.
Nu lees ik in de toezeggingenbrief dat de staatssecretaris bezig is met gesprekken met zowel de farmaceuten als de Patiëntenfederatie. Uit het veld echter hoor ik dat gesprekken met de Patiëntenfederatie nog niet hebben plaatsgevonden. Kan de staatssecretaris aangeven waarom dit zo lang moet duren en wanneer we concreet horen wat er uit die gesprekken naar voren komt?”
CORONA
“Niemand is voor een tweedeling in onze samenleving en toch ben ik bang dat we er niet aan ontkomen. Nederland is een land van polderen en in de meeste gevallen ben ik daar ook een groot voorstander van. Maar in dit geval gaat het om de Volksgezondheid. Ik vind dat er daarom veel meer landelijke regie moet zijn. Dat wat het kabinet beslist, moet worden uitgevoerd. Dus geen burgermeesters die dat weigeren. Maar ook geen horeca die de QR-codes niet of nauwelijks controleert.
We zijn een land waar bijna 18 miljoen mensen op een klein oppervlak samenwonen. En natuurlijk is de vrijheid om persoonlijke keuzes te maken een groot goed. Maar ik vind het onvoorstelbaar dat er mensen zijn die, gezien de enorme impact van deze pandemie, zichzelf niet laten vaccineren en daarmee anderen in gevaar brengen, maar zelf wel voor een dubbeltje op de eerste rij willen zitten en overal naar binnen willen kunnen en geen verdere maatregelen nodig vinden.
De IC’s lopen weer vol en er liggen voornamelijk mensen die niet-gevaccineerd zijn met Covid-19. Zij liggen er gemiddeld zo’n 17 dagen. Een patiënt die een openhartoperatie moet ondergaan ligt er gemiddeld twee dagen. Dus een opname van een niet-gevaccineerde coronapatiënt zorgt ervoor dat acht anderen hun belangrijke, vaak levensreddende operaties niet kunnen ondergaan.
Ook krijgen we veel berichten van mensen met een kwetsbare gezondheid en ook van ouderen die nu, gezien het snel stijgende aantal besmettingen, weer thuisblijven uit angst om toch, ondanks hun vaccinatie, ziek te worden.
Ik hoor van bijvoorbeeld jongeren nog steeds dat zij zich niet laten vaccineren omdat zij denken dat ze er toch niet ziek van worden. En ook van IC-verpleegkundigen dat mensen die op de IC terecht komen er ongelooflijk veel spijt van hebben dat ze zich niet hebben laten vaccineren. Mijn vraag aan de minister is of we niet toch niet nog meer gerichte voorlichting kunnen geven om de vaccinatiegraad nog verder te laten stijgen.”