De Participatiewet blijkt geen onverdeeld succes te zijn. Het doel om meer mensen die nu nog inactief zijn beschikbaar te krijgen voor de arbeidsmarkt wordt onvoldoende gehaald. De belangrijkste oorzaak is dat een heel groot deel van de mensen waarvoor de wet bedoeld is gewoon niet in staat blijkt aan het reguliere arbeidsproces deel te nemen. Dat is jammer voor betrokkenen. Het is dus zaak om uit te kijken naar alternatieven om meer mensen actief beschikbaar te krijgen op de arbeidsmarkt.
De twee voornaamste problemen op de arbeidsmarkt zijn krapte en een mismatch tussen vraag en aanbod. Op beide terreinen kan de overheid een belangrijke rol vervullen. Als mensen die nu nog parttime werken meer arbeidsuren zouden kunnen maken, scheelt dat een slok op een borrel. Alhoewel dit natuurlijk ook ten koste zal gaan van mantelzorg en vrijwilligerswerk. Uiteraard blijft het belangrijk om mensen die nu helemaal niet werken, maar dat in principe wel zouden kunnen, aan de slag te krijgen. Het vereist veel creativiteit en out-of-the box-denken om die uiteenlopende groepen aan de slag te krijgen. De participatiewet laat zien dat ingewikkelde wetten en regels onvoldoende voorwaarde zijn voor succesvolle veranderingen in de samenleving.
Dat is een ongemakkelijke waarheid voor een overheid die van oudsher een groot vertrouwen heeft in de resultaten van wetgeving. De Nationale Ombudsman heeft laten zien dat wetgeving vaak gebaseerd is op een niet passend of te simpel mensbeeld. De financiële prikkel is het belangrijkste wapen in veel wetgeving, maar blijkt veelal niet te werken. Veel wetgeving roept zelf weer nieuwe problemen op, bijvoorbeeld door samenloop van uiteenlopende regelingen. De armoedeval is een klassiek voorbeeld dat nog steeds niet uit de wereld is. En dan hebben we het nog niet over soms slechte uitvoering van goed bedoelde wetgeving, die alleen daardoor al tot heel slechte resultaten kan leiden. Iedereen kent de voorbeelden.
Wetgeving is op zichzelf dus niet alleenzaligmakend als we veranderingen willen bewerkstelligen. De overheid is belangrijk, maar kan het meestal niet alleen. De samenleving moet ‘meegenomen’ worden, en het is voor het beste resultaat dus echt nodig om samen de kar te trekken. Dat gaat allemaal niet vanzelf. En daar komt leiderschap, inspirerend vermogen, maar ook de voorbeeldfunctie van de overheid om de hoek kijken. De diverse overheden kunnen echt nog wel beter scoren als het gaat om het bieden van een aangepaste werkplek voor ‘mensen met een vlekje’, bijvoorbeeld jongeren met mentale problemen. Maar er is nog een doelgroep met een enorm onbenut potentieel.
Naast het faciliteren van deeltijdwerkers kan het aantrekken van reeds gepensioneerden een probaat middel zijn om personeelstekorten op te lossen. Met name mensen die niet een zwaar beroep hebben uitgeoefend zullen vaak bereid zijn om (al dan niet in aangepaste vorm) een dienstverband aan te gaan. Velen hebben geen of te weinig aanvullend pensioen en kunnen de inkomsten goed gebruiken. Maar inschakelen van gepensioneerden stuit vaak op vooroordelen bij beslissers die over werving en selectie gaan. Laten we het beestje maar bij de naam noemen, er is nog teveel sprake van leeftijdsdiscriminatie op de arbeidsmarkt.
Hier kan de overheid een belangrijke rol vervullen. Zorg dat belemmeringen worden weggenomen en onderneem de nodige actie om de broodnodige mentaliteitsverandering te stimuleren. De groep ouderen heeft een zeer diverse samenstelling en vertegenwoordigt vele en soms unieke kwaliteiten. Dat is goed voor Nederland en plezierig voor mensen die ook na hun pensionering vrijwillig in het arbeidsproces betrokken willen blijven.
Liane den Haan
Tweede Kamerlid GOUD