Het is noodzakelijk dat praten over de dood uit de taboesfeer wordt gehaald. “Als het levenseinde besproken wordt, voorkom je dat je omgeving voor verrassingen komt te staan in onverwachte situaties of moeilijke periodes”, zei Liane den Haan in de Tweede Kamer.
“We denken niet graag na over de dood, laat staan dat we erover willen praten”, zei Liane den Haan bij het commissiedebat Medische ethiek. “Maar het is wel belangrijk om dit gesprek te voeren, met dierbaren en met de huisarts. Om te voorkomen dat je omgeving voor verrassingen komt te staan in moeilijke periodes.” Het kabinet gaat aan de slag met het advies van de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving over ‘beter samenleven met de dood’. “Dat is goed”, vindt Liane, “want praten over de dood moet uit de taboesfeer worden gehaald.”
Wel of niet behandelen
Liane refereerde tijdens het debat aan de situatie in coronatijd toen Code Zwart – waarbij keuzes zouden moeten worden gemaakt over wie wel of geen zorg krijgt op de Intensive Care – in beeld kwam. Pas toen gingen huisartsen bellen met ouderen met een kwetsbare gezondheid over wel of niet behandelen. “Mensen zijn zich toen een ongeluk geschrokken. Ik pleit ervoor dat huisartsen dit gesprek in een rustige situatie met hun patiënten voeren. Wel of niet behandelen is niet alleen een kwestie die zou moeten spelen in een pandemie.”
In een rustige context
Liane gaf aan destijds met toenmalig minister Van Rijn gesproken te hebben over hoe huisartsen deze gesprekken tijdig en in een rustige context kunnen voeren. “Kan minister Kuipers mij aangeven of hier ook inderdaad stappen op zijn gezet?”, vroeg Liane aan de bewindsman. “En zo nee, is hij het met mij eens dat dit wel in gang moet worden gezet? Wat kan hij daarin voor een rol spelen?”
De volledige inbreng van Liane den Haan bij het commissiedebat Medische ethiek met minister Ernst Kuipers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
“We hebben het vandaag over een paar moeilijke onderwerpen en ik wil graag de nadruk leggen in mijn bijdrage op het levenseinde. We denken niet graag na over de dood, laat staan dat we erover willen praten.
Maar het is juist zo belangrijk om er wél tijdig een gesprek over te hebben. Het is van belang om er zelf goed over na te denken, maar ook om het met je omgeving te bespreken zodat ook die niet voor verrassingen komt te staan in moeilijke periodes. Het is van belang dat mensen in je omgeving weten hoe je denkt over het levenseinde, over wel of geen euthanasie, over wel of niet doorbehandelen in bepaalde situaties.
Het is daarom ook goed dat het kabinet aan de slag gaat met het advies van de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving over ‘beter samenleven met de dood’. Het is noodzakelijk dat praten over de dood uit de taboesfeer wordt gehaald.
Ook voor mensen met dementie en hun familie is het praten over de dood ontzettend confronterend en moeilijk. Alzheimer Nederland geeft dit onderwerp ruimte in hun Alzheimer Cafés en daarmee doen ze belangrijk werk.
Uit een onderzoek van Alzheimer Nederland in 2017 blijkt dat casemanagers en huisartsen te vaak niet het initiatief nemen om een gesprek te hebben over het levenseinde. Toen gaven maar 34 procent van de mensen met dementie aan dat zij een gesprek hebben gehad over levenseinde en euthanasie. Heeft de minister zicht op dat dit inmiddels is verbeterd? Wordt dat gemonitord? En hoe gaat hij ervoor zorgen dat mensen met dementie en hun naasten beter worden voorbereid? In het coalitieakkoord is afgesproken dat het kabinet gaat inzetten om de deskundigheid van artsen te versterken in het handelen rondom het levenseinde en stimuleren dat arts en patiënt eerder in gesprek gaan over het levenseinde. Casemanagers dementie spelen ook een belangrijke rol voor mensen met dementie, zeker in de beginfase. Kan de minister aangeven hoe deze beroepsgroep wordt gefaciliteerd en gestimuleerd om het gesprek met hun cliënten over het euthanasie en het levenseinde aan te gaan?
Maar ook het gesprek over wel of niet behandelen moet uit de taboesfeer. Neem de situatie die ontstond in het begin van de coronacrisis. Pas toen Code Zwart in beeld kwam gingen huisartsen ouderen met een kwetsbare gezondheid bellen. Met de vraag: Wilt u wel of niet behandeld worden in het geval u naar de Intensive Care moet? Mensen zijn zich toen een ongeluk geschrokken. Ook hier zou ik willen pleiten om huisartsen dit in een rustige situatie uit te laten vragen bij hun patiënten. Ik heb toentertijd met minister Van Rijn gesproken over hoe de beroepsgroep op een goede manier deze gesprekken met hun patiënten tijdig en in een rustige context kan gaan voeren. Kan de minister mij aangeven of hier ook inderdaad stappen op zijn gezet? En zo nee, is hij het met mij eens dat dit wel in gang moet worden gezet? Wat kan hij daarin voor een rol spelen?
Wel of niet behandelen is niet alleen een kwestie die zou moeten spelen in een pandemie. Dit gesprek is voor eenieder belangrijk om te voeren. Met de huisarts en met dierbaren. In een onverwachte situatie is het goed te weten wat de patiënt zelf wel of niet zou hebben gewild.
De voorganger van de minister heeft een aantal dialoogsessies laten voeren in het land over voltooid leven. Ik ben benieuwd naar wat er met die uitkomsten is gebeurd. Kan de minister daar iets over zeggen?
Ik begon er al mee door te zeggen dat het moeilijk is om over het levenseinde te praten. Daarom ook heeft de KNMG samen met de Patiëntenfederatie een handreiking ontwikkeld voor artsen om te praten over het levenseinde. Ook is er door dokter Marieke Meinardi een leidraad ontwikkeld om in het ziekenhuis het gesprek te voeren met patiënten of zij wel of niet behandeld willen worden op de Intensive Care. Kan de minister mij aangeven of deze handreikingen ook breed bekend zijn? En als dit niet het geval is, hoe kan de minister ervoor zorgen dat dit onderwerp en alle voorlichting die erover is breed bekend raakt en ingezet wordt door de beroepsgroep?”