“Door de capaciteit in ziekenhuizen optimaal te benutten kunnen eindelijk de wachttijden voor operaties verkort worden”, stelt Liane den Haan. Naast aandacht voor de maar niet korter wordende wachtlijsten hield het Kamerlid ook een pleidooi voor betere ondersteuning van mantelzorgers, voor laagdrempelige bevolkingsonderzoeken en voor moleculaire diagnostiek bij kanker.
“In de zorg is veel werk aan de winkel als we onze zorg betaalbaar, toegankelijk en van een kwalitatief hoog niveau willen houden”, zei Liane den Haan in de Tweede Kamer. “Daarbij moeten we met elkaar praten over wat wel en niet mogelijk is. Dat moeilijke gesprek moeten we een keer voeren. Het moet uit de lengte of uit de breedte komen, maar het moet wel goed.”
Nog steeds lange wachtlijsten
Bij het debat over de begroting van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport besteedde Liane veel aandacht aan de wachtlijsten in de ziekenhuizen en aan mantelzorgers.
Meer dan honderdduizend mensen wachten nog op een operatie. De wachtlijsten bij ziekenhuizen zijn tijdens de coronapandemie enorm gegroeid, maar nemen nog steeds niet af. “Ziekenhuizen houden de patiënten nog te veel voor zichzelf”, legt het Kamerlid van GOUD Nederland de vinger op de zere plek. Ziekenhuizen werken onvoldoende samen, concludeert de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). Liane den Haan wil van de minister horen hoe we snel van de wachtlijsten afkomen en overweegt zelf met een voorstel daartoe te komen.
Ondersteuning van mantelzorgers
Mantelzorgers zijn van onschatbare waarde. Om hen te ondersteunen krijgen gemeenten geld. Maar dat geld wordt door gemeenten nog te vaak gebruikt om gaten in de begroting te dichten. Liane wil weten waarom het geld dat is bedoeld voor mantelzorgers niet geoormerkt wordt. “Hoe gaat u ervoor zorgen dat geld dat bedoeld is voor mantelzorgers ook daadwerkelijk wordt besteed aan hun ondersteuning?”, wil het Kamerlid van GOUD Nederland van staatssecretaris Maarten van Ooijen weten.
Screeningsbussen voor borstkankeronderzoek
Liane pleitte ook voor laagdrempelige bevolkingsonderzoeken, bijvoorbeeld voor borstkankeronderzoek. Ze brak een lans voor de screeningsbus. “Die bussen verdwijnen de laatste tijd steeds meer uit de middelgrote steden”, zei ze. “Je ziet daardoor een afname in opkomst voor het onderzoek van 5 tot 10 procent. Het bijspringen van ziekenhuizen – zoals het ministerie van VWS en het RIVM willen – lukt door diverse omstandigheden niet. We moeten daarom een andere oplossing zoeken.” Liane kondigt aan met een motie hierover te komen.
Moleculaire diagnostiek
Nederland is één van de koplopers op het gebied van moleculaire diagnostiek. Moleculaire diagnostiek kan overbehandeling bij kanker voorkomen doordat vastgesteld kan worden welke behandeling geschikt is voor het type kanker dat iemand heeft. Ook minister Kuipers vindt moleculaire diagnostiek veelbelovend. “Maar we doen te weinig om onze leidende positie op dat terrein vast te houden”, waarschuwde Liane den Haan. Ze vroeg de minister een nationaal programma op te zetten. “Zo kunnen we de in dit domein acterende organisaties samenbrengen en bijvoorbeeld werken aan één gezamenlijke visie. En wellicht kan gekeken worden naar één database waar alle data van onderzoeksresultaten kunnen worden opgeslagen”, aldus Liane.
De volledige inbreng van Liane den Haan bij het debat in de Tweede Kamer over de begroting van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
“Iedere Nederlander wil in goede gezondheid ouder worden. Natuurlijk willen we allemaal zo lang mogelijk onafhankelijk zijn van zorg en ondersteuning, maar zodra het nodig is moet je terug kunnen vallen op goede, toegankelijke en betaalbare zorg. Zorg die op jou is afgestemd, ongeacht wat je achtergrond is en ongeacht waar je woont in Nederland en hoe groot de inhoud van je portemonnee is. Een goede gezondheid gaat niet alleen om een gezond lijf. Het gaat ook om een fijn sociaal netwerk, om een gezonde leefomgeving, toegang tot sporten en bewegen. En het gaat zeker ook over psychisch welbevinden.
Zoals ik al in mijn inleiding zei: je wilt zorg die op jou is afgestemd, ongeacht waar je vandaan komt. In dat licht wil ik aandacht vragen voor de arbeidsmigranten die we in de jaren 60 en 70 naar Nederland hebben gehaald. Deze mensen hebben hier hun leven opgebouwd, een gezin gesticht en een bijdrage geleverd aan onze samenleving. Ook zij hebben zorg nodig die op hen is afgestemd. Maar nu is er nog te weinig aandacht voor cultuursensitiviteit in de zorg.
Naar aanleiding van een motie van mij en de heer Kuzu is door de minister van Langdurige Zorg een beleidsnota cultuursensitieve zorg toegezegd. Ik lees in één van de brieven dat de beleidsnota ergens dit najaar komt. Ik hoor graag van de minister wanneer dat precies is. Want het is van belang dat de zorg hier zo snel mogelijk mee aan de slag gaat.
Als je ziek wordt, dan wil je de beste behandeling die er is. Eén die voor jou in jouw specifieke situatie geschikt is en waarvan je weet dat het effect heeft. De komende jaren gaat het aantal mensen met kanker explosief toenemen. Maar met vroege opsporing en een goede behandeling, kan iemand steeds vaker nog jaren een kwalitatief goed leven hebben.
Het is daarom belangrijk dat bevolkingsonderzoeken laagdrempelig zijn zodat er zo veel mogelijk mensen aan mee kunnen doen. Makkelijke en laagdrempelige toegang geeft bijvoorbeeld de screeningsbus voor borstkankeronderzoek. Je ziet hier een verschil in opkomst voor het onderzoek van 5 procent tot 10 procent minder deelname als je het vergelijkt met pre-corona tijd. Dat komt onder andere doordat de screeningsbussen verdwijnen uit middelgrote steden. VWS en het RIVM hebben vorig jaar aan ziekenhuizen gevraagd of zij kunnen bijspringen, maar door gebrek aan personeel en financiële investeringen op onder meer ICT-gebied lukt dit niet. Klopt dat en is dat verstandig?, vraag ik de minister. Moeten we hier geen andere oplossing voor zoeken?
Je hoopt het natuurlijk nooit maar als je eenmaal de diagnose kanker krijgt, dan wil je de beste behandeling die er is. Vaak is het zo dat het van tevoren niet duidelijk welk type behandeling jouw vorm van kanker bestrijdt. Het is een kwestie van uitproberen, waardoor sommige mensen eerst behandelingen moeten doorstaan die niet aanslaan. Maar 25 procent van de kankerpatiënten reageert op een zogenaamde standaard behandeling.
De hoeveelheid overbehandeling is dus groot, enorm duur en erger nog, voor de patiënt belastend.
Gelukkig kan overbehandeling voorkomen worden met moleculaire diagnostiek. Daarmee kun je door een punctie te nemen van de tumor, vaststellen welke behandeling geschikt is voor de type kanker die jij hebt. Deze behandeling wordt nu al vergoed voor mensen waarbij onbekend is waar de primaire tumor zit. Maar ik zou zo graag zien dat de uitgebreide vorm van moleculaire diagnostiek, de whole genome sequencing, voor iedereen die het nodig heeft vergoed wordt, zodat iedereen met de diagnose kanker een behandeling krijgt die op hem of haar is afgestemd. Dit voorkomt overbehandeling en heel veel leed. En het is daarbij ook nog eens kosteneffectief.
Ook voor mensen die aan een zeldzame ziekte lijden kan deze vorm van moleculaire diagnostiek een uitkomst bieden. 1 op de 17 mensen krijgt in zijn leven te maken met een zeldzame ziekte. Nu is het nog zo dat voor veel zeldzame ziekten de genetische oorzaak onbekend is en dat een diagnose daarom uitblijft. Als moleculaire diagnostiek hiervoor zou worden ingezet, kunnen de genetische analyses in een databank worden opgeslagen en kan dat helpen bij het vinden van een genetische oorzaak voor zeldzame ziekten.
De minister van VWS geeft zelf aan dat hij moleculaire diagnostiek veelbelovend vindt. Nederland is één van de koplopers in dit domein, maar we doen nu te weinig om die positie te behouden.
In landen om ons heen worden nationale genomic’s agenda’s in het leven geroepen.
Ik zou hem daarom willen vragen om te onderzoeken of het mogelijk is een nationaal programma in Nederland op te zetten. Zo kunnen we de in dit domein acterende organisaties samenbrengen en bijvoorbeeld werken aan één gezamenlijke visie. En wellicht kan gekeken worden naar één database waar alle data van onderzoeksresultaten kunnen worden opgeslagen.
Vorige week lazen we in alle kranten dat de wachtlijsten bij ziekenhuizen nog steeds niet zijn opgelost. Van inhaalzorg is bijna geen sprake. Er zijn nu ongeveer 100.000 mensen die wachten op een operatie.
We hebben hier in de Kamer aangedrongen om zoveel mogelijk patiënten te helpen voor de volgende coronagolf. Die volgende coronagolf is nu bezig. De NZa concludeert weer dat ziekenhuizen onvoldoende samenwerken. Als ziekenhuizen en zelfstandige behandelklinieken uit alle regio’s om tafel gaan, en de conclusie is dan dat ze echt niets meer kunnen doen, dán pas is de maximale capaciteit benut, concludeert de directeur toezicht van de NZa in onder andere in Het Parool.
Een open deur zou je denken. Maar het probleem is dat dit dus keer op keer niet gebeurt. Ziekenhuizen houden de patiënten nog te veel voor zichzelf. Een patiënt levert tenslotte geld op. Hoe gaat de minister dit doorbreken?
Dit kan toch echt niet zo blijven, er móet iets gebeuren.
Het kan natuurlijk ook gebeuren dat niet jij, maar één van je naasten ziek wordt en hulp en ondersteuning nodig heeft. Het is enorm zwaar om voor een naaste te zorgen, zeker als je dat moet combineren met een baan, een huishouden en misschien nog wel met de zorg voor je kinderen. En vaak gebeurt het dat je je pas te laat realiseert dat je mantelzorger bent. Want zorgen voor een naaste, dat doe je gewoon. Daarom vragen mantelzorgers ook vaak pas om hulp als het eigenlijk niet meer gaat, of als het al te laat is en ze niet meer voor hun naaste kunnen zorgen. Helaas is het nog steeds zo dat het er maar net aan ligt in welke gemeente je woont of er iets geregeld is voor mantelzorgers. Geld dat eigenlijk bedoeld is voor mantelzorgondersteuning wordt door gemeenten nog te vaak gebruikt om gaten in de begroting te dichten. Kan de staatssecretaris mij uitleggen, waarom het geld dat is bedoeld voor mantelzorgers niet geoormerkt wordt?
Hoe gaat hij ervoor zorgen dat geld dat bedoeld is voor mantelzorgers, ook daadwerkelijk wordt besteed aan hun ondersteuning? Naar aanleiding van onder andere een motie van mij en de heer Warmerdam is er nu een visie op Mantelzorg naar de Kamer gestuurd. Visie is mooi, maar ik mis een tijdspad voor de concrete acties die de staatssecretaris samen met het veld wil gaan maken. Wanneer gaat de mantelzorger iets merken van al die plannen? Want daar gaat het uiteindelijk om.
En hoe gaat de staatssecretaris ervoor zorgen dat gemeenten ook daadwerkelijk die rol oppakken? Wat zijn de consequenties als ze dat niet doen?
In de visie wordt summier ingegaan op mijn motie over het implementeren van respijt en logeerzorg in elke regio. Kan de staatssecretaris mij toezeggen dat hij er zo snel mogelijk voor gaat zorgen dat er in elke regio voldoende respijt- en logeerzorg is en dat de bekendheid van deze vorm van zorg zo snel mogelijk wordt vergroot bij mantelzorgers? Hoe wil hij de bekendheid van respijtzorg vergroten? En ook hier weer, hoe wil hij ervoor zorgen dat gemeenten die taak oppakken? Want deze ondersteuning is zo belangrijk. Het zorgt ervoor dat mantelzorgers voor hun naaste kunnen blijven zorgen, en dat zij minder en minder snel beroep doen op zorg. Gezien alle plannen van het kabinet waarin er meer gevraagd wordt van informele zorg is dit wel het minste dat goed op orde moet zijn. En graag hoor ik hoe het staat met het verder uitrollen van de logeerhuizen. De pilot die is geïnitieerd door collega’s Bergkamp en Hermans was erg succesvol. Hoeveel van dit soort logeerhuizen zijn er inmiddels?
Mantelzorger word je ook als iemand in je omgeving de diagnose dementie krijgt. En de kans dat dat gebeurt wordt steeds groter. In 2040 hebben bijna een half miljoen mensen deze ziekte. Het aantal mensen met dementie gaat verdubbelen in de komende twintig jaar. Als je de diagnose dementie krijgt, komt er enorm veel op je af.
Het is daarom belangrijk dat naasten erop gewezen worden door zorgverleners dat er cursussen bestaan hoe om te gaan met een naaste met dementie. Gebeurt dat op dit moment voldoende? En wat gaat de minister eraan doen om ervoor te zorgen dat die cursussen op het netvlies staan van zorgverleners?
Zinvolle dagbesteding voor mensen met dementie is van enorme waarde. Als iemand met dementie regelmatig een ontmoetingscentrum kan bezoeken en daarmee een zinvolle dagbesteding krijgt, zorgt dat voor structuur in de dag. Het zorgt ervoor dat iemand niet vergeet te eten, dat iemand in beweging blijft en dat iemand wordt gestimuleerd om nieuwsgierig te blijven. Ook voor de mantelzorger is het van enorme waarde. Vorig jaar heb ik een motie ingediend met het verzoek om te onderzoeken hoeveel ontmoetingscentra er al zijn voor mensen met dementie en hoeveel er nog moeten komen.
De minister doet de motie af in een voortgangsbrief omdat ze ziet dat er gemeenten zijn die aandacht hebben voor het creëren van ontmoetingscentra of het inzetten van zinvolle dagbesteding voor mensen met dementie en hun naasten.
Maar dit vind ik niet voldoende. Movisie berekende onlangs nog dat maar 50 procent van de thuiswonende mensen met dementie gebruik maakt van zinvolle dagbesteding, terwijl het doel in de Nationale Dementiestrategie is dat 80 procent van de mensen daar gebruik van maakt. Er is nog een lange weg te gaan. Hoe gaat de minister ervoor zorgen dat die tachtig procent gehaald gaat worden?
Want ik zie nergens een concreet plan. Ook niet bij de meeste gemeenten en dat vind ik zorgelijk. Nogmaals, het kabinet legt de nadruk op het belang van informele zorg. Dat kan niet goed gaan als de randvoorwaarden en dus dit soort voorzieningen niet op orde zijn.
Een andere belangrijke randvoorwaarde voor de mantelzorger van mensen met dementie is de casemanager dementie. Die kan helpen om de juiste zorg en ondersteuning te krijgen en is vaak ook de steun en toeverlaat voor de naaste. Ook hier heb ik een motie over ingediend om ervoor te zorgen dat zorgverzekeraars wijzen op de mogelijkheid van een casemanager. Alzheimer Nederland constateert dat zorgverzekeraars dit nog steeds onvoldoende doen. Nu heeft nog maar 30 procent van de mantelzorgers een casemanager dementie die ze bijstaat. Hoe gaat de minister ervoor zorgen dat meer mantelzorgers een casemanager dementie krijgen?
Ook constateert Alzheimer Nederland dat de casemanager vaak niet wordt ingezet volgens de Zorgstandaard dementie 2020. Een casemanager is bijvoorbeeld niet voldoende opgeleid of wordt te laat in het proces ingezet, waardoor het een crisismanager is. Een casemanager moet juist ingezet worden om een crisis te voorkomen. Hoe gaat de minister ervoor zorgen dat de casemanagers wel aan de juiste voorwaarden voldoen?
Met die grote toename van mensen met dementie is het ook belangrijk dat verpleeghuizen goed voorbereid zijn. De minister komt zelf bij Tante Louise vandaan. Daar kunnen mensen met dementie naar buiten. Dat gebeurt niet zomaar. Verpleegkundigen die daar voor opgeleid zijn, oefenen met veel geduld de routes, totdat iemand er klaar voor is. De buurt wordt ingeschakeld via een app om een oogje in het zeil te houden, en springt in als iemand langer weg is dan normaal. De winkels in de buurt zijn op de hoogte en werken samen met het verpleeghuis. Er zijn slimme loopstraten, er wordt gemeten of mensen valgevaarlijk zijn en door allerlei slimme technologieën wordt ingezet om mensen zo lang mogelijk een stukje autonomie te laten houden. Het zou natuurlijk mooi zijn als die benadering in alle verpleeghuizen in Nederland geïmplementeerd zou worden. Kan de minister aangeven hoe ze ervoor gaat zorgen dat deze benadering ook in andere verpleeghuizen wordt toegepast?
Ik maak mij zorgen om de ouderenzorg. Met het nieuwe plan Wonen, Ondersteuning en Zorg voor Ouderen wil de minister dat mensen zolang mogelijk thuis kunnen blijven wonen. Thuis als het kan. En dat begrijp ik. Maar daar is passende huisvesting voor nodig. Ik denk bijvoorbeeld aan geclusterde woonvormen. Maar het programma Wonen voor Ouderen van minister De Jonge is uitgesteld. Die zou in juni dit jaar komen, maar is er nog steeds niet. Dit is een samenwerking van VWS en BiZa, dus ik wil de minister vragen waarom dit plan is uitgesteld en wanneer we het plan kunnen verwachten. En ik heb dit al eerder gevraagd tijdens het vragenuur, maar toen kreeg ik niet echt een antwoord: Zijn de plannen goed op elkaar afgestemd? In het verleden hebben we kunnen zien dat de samenwerking tussen deze twee verschillende ministeries niet altijd goed is gegaan. Hoe wordt die samenwerking vormgegeven? Kan de minister daarop ingaan? Kan zij de garantie geven dat we niet nog verder achter gaan lopen als het gaat om deze belangrijke vorm van ouderenhuisvesting.
Een stukje preventie is ook het goed gebruik van medicijnen. Vorig jaar heb ik een motie ingediend waarin ik vraag hoeveel mensen recht hebben op een medicatiebeoordeling, die ook daadwerkelijk krijgen. Uiteindelijk blijkt dat maar 20 procent van de mensen die een medicatiebeoordeling heeft gehad 75 jaar en ouder is en meer dan 10 geneesmiddelen gebruikt. De minister somt vervolgens een aantal mogelijke oorzaken op en laat het daarbij. Voorzitter, ik vind 20 procent echt heel laag.
Dus ik wil de minister vragen hoe hij gaat stimuleren dat de mensen die daar recht op hebben ook daadwerkelijk een medicatiebeoordeling krijgen. Goed gebruik van medicijnen zorgt voor minder valincidenten, onnodig medicijngebruik (het bekende verspil geen pil) en een betere gezondheid.
Investeren in onze jeugd is belangrijk. Dat vinden we denk ik allemaal. Maar als het gaat om de psychische gezondheid van onze jeugd en jongvolwassenen schieten we in ons land ernstig tekort. Dit deel van onze gezondheidszorg is bij lange na niet op orde. Wachtlijsten, verkeerde doorverwijzingen, slechte tot geen goede samenwerking tussen organisaties. De kwaliteit van zorg bij veel GGZ-organisaties laat echt te wensen over. Al jarenlang worden telkens weer dezelfde vragen gesteld. Als Kamerlid maar ook als moeder wil ik een dringend beroep op de staatssecretaris doen om hier grote stappen te gaan maken om zo snel tot verbetering te komen. Het gaat niet alleen maar om meer geld beschikbaar stellen, maar juist ook om te zorgen dat kennisoverdracht vergemakkelijkt wordt, er daadwerkelijk meer ingezet gaat worden op regionale samenwerking, en er geïnvesteerd wordt in personeel zowel kwantitatief en kwalitatief. Ook in de GGZ geldt: zorg dat de cliënt zo snel mogelijk de juiste zorg op de juiste plek krijgt.
Nu gaat kostbare tijd verloren aan wachten, niet de juiste zorg krijgen op een verkeerde plek. Kostbare tijd die onze jeugd en jongvolwassenen een heel slechte start geeft en tekent voor de rest van hun leven. Een vraag die ik in één van de vele gesprekken die ik heb gehad met kinderen en jongvolwassenen kreeg en ik wil hem hier ook stellen. Kan er geen Raad van Jongeren komen, zoals het ministerie ook een Raad van Ouderen kent, die mogen meedenken en kunnen aangeven wat voor hen belangrijk is op dit gebied? Ik weet dat er jongerenpanels op inhoud zijn, maar het lijkt mij ook van belang dat op dit niveau er door jongeren ook meegedacht kan worden. Graag een reactie van de staatssecretaris.
Ik kan nog uren praten over de zorg en heb nog vele vragen. Vast staat dat er een hoop werk aan de winkel is willen we onze zorg betaalbaar en toegankelijk houden en ook van een kwalitatief hoog niveau. Dat we daarbij moeten praten over wat wel en niet mogelijk is lijkt mij evident. Dat moeilijke gesprek moeten we toch een keer met elkaar hebben, lijkt mij. Het moet uit de lengte of uit de breedte. Maar het moet wel goed.
Want voor de meesten van ons is gezondheid vanzelfsprekend. Tot de dag komt waarop dat niet meer zo is. De dag waarop wij zelf of degenen waar wij van houden geconfronteerd worden met ernstige lichamelijke ziekte of steeds vaker met een burn-out, zoals ook onlangs onze collega’s Esther Ouwehand en Ockje Tellegen.
Dus ik wil graag tegen de collega’s zeggen: wees zuinig op elkaar en op jezelf en laten wij met elkaar zuinig zijn op onze gezondheidszorg en op alle mensen die dag in dag uit weer voor ons klaar staan om voor ons te zorgen als wij ze nodig hebben.”